Zoeken

woensdag 24 juli 2013

Zomaar weer een wijze levensles

Mijn tweede boek over aflossen en afbouwen is inmiddels alweer aan een tweede druk toe (sterker: we zijn er alweer bijna doorheen), maar toch las ik ergens de kritiek dat het bij de inhoud leek te gaan om "een stel aan elkaar geplakte tweets". Nu weet ik niet hoe krankzinnig vaak je zou moeten twitteren om 60.000 woorden de wereld in te slingeren, maar ik snap wel waar die kritiek vandaan komt. Soms, als ik zit te werken aan een nieuw boek, markeer ik een mooie of veelbetekenende zin en knip & plak die vervolgens op Twitter. Logisch dus dat mensen gaan denken dat ze dat al eens ergens hebben gelezen of - erger nog - dat ik mijn wijze woorden van iemand anders heb geleend.

Dat doen we dus maar niet meer. Zodra ik aan een nieuw boek begin, zet ik dit weblog op een laag pitje en komt er niks uit de tekst op Twitter.

Toch kreeg ik gisteren, geheel onverwacht, zomaar weer een belangrijke levensles in de schoot geworpen die naadloos aansluit op de belangrijkste boodschap uit Helemaal Vrij! Op marktplaats had ik een mooie, rode racefiets gezien (maat 53) die heel geschikt zou zijn voor mijn jongste zoon als hij uit zijn huidige rijwiel (maat 48) was gegroeid. Na een paar biedingen werden we het eens over de prijs en kon ik hem komen ophalen in Oostvoorne.

De racefiets bleek eigendom geweest te zijn van een man die nu met de ziekte van Alzheimer in een verpleeghuis zat. Zijn echtgenote, die hem trouw elke dag bezocht, vertelde dat fietsen zijn lust en zijn leven was. Zelfs toen hij al in de war begon te raken, was het het blijven doen. Een vriend ging vaak met hem op stap, zodat hij alleen maar in zijn wiel hoefde te blijven. Tot de man op een keer een verkeerde afslag nam en ze hem, na veel zoeken, op het strand aantroffen, ploeterend door het rulle zand.

Het was zijn laatste fietstocht en nu, drie jaar later, was het moment gekomen om de fiets weg te doen. Omdat mijn zoon er nog (nét) niet op paste, maakte ik zelf een korte proefrit. Ondertussen vroeg ze hem op welke school hij zat en hoe vaak en ver hij fietste. Een halfuur later reden we weg uit Oostvoorne, met niet alleen een racefiets op de achterbank, maar ook een doos vol reserve-onderdelen en stapels kleding, waaronder een mooi wollen vintage koerstrui met het logo van Campagnolo.

Het was een tragisch moment maar de vrouw leek er enige troost uit te putten dat er straks een jochie van veertien op de fiets van haar man rondreed. We namen dan ook pas afscheid, nadat mijn jongste zoon de belofte had gedaan om over een paar jaar nog eens terug te komen zodra hij op die fiets paste én in staat was om ruim negentig kilometer af te leggen.

Je kunt hier talloze levenslessen uit trekken, maar wat mij vooral bijbleef is deze: als iets je lust en je leven is, kun je het niet vaak genoeg doen.Wees dankbaar voor elke dag en doe liefst elke dag al die leuke dingen waar je van droomt. Je kunt je lot niet ontlopen en ook de dood geen loer draaien, maar je kunt wel alles uit het leven halen wat er in zit. Geen wereldschokkende conclusie misschien en niets nieuws onder de zon (zeker niet als je mijn laatste boek inderdaad hebt gelezen), maar tegelijk vergeten we het te makkelijk en stellen we dingen ook veel te vaak uit tot "later".

Niet doen. Want wat op dit moment ook allemaal je lust en je leven is, je hebt maar één leven.

maandag 8 juli 2013

Aflossen is een soort sport

Gisteren was de pagina gesloten vanwege de zondagsrust, maar ik was op zaterdag al in alle vroegte naar Alblasserdam gereden om daar een papieren versie te kopen van het Reformatorisch Dagblad om te zien hoe het interview met mij er uit zou zien (en welke kop er boven zou staan). Het bleek een joekel van een spread met - heel toepasselijk - een piepkleine advertentie van het tijdschrift Genoeg.

Je kunt het raar vinden dat de website van het RD op zondag offline is of er lacherig over doen, maar zelf verlang ik wel eens terug naar die landerige zondagen van vroeger die eeuwig leken te duren. Mijn motto is dan ook: maak van elke koopzondag weer een ouderwetse rustdag. Of zijn we de kunst van het niks doen voorgoed kwijtgeraakt? In het bovengenoemde interview kun je lezen wat mijn definitie is van een geslaagd weekend: als mijn auto geen meter van zijn plek is geweest...




vrijdag 5 juli 2013

Deze "opa" heeft nog een kind van 12

Na mijn laatste bijdrage aan de opiniepagina van De Volkskrant regende het negatieve reacties. Opeens was ik een “opa” die niet verder komt dan de constatering dat “vroeger alles beter was”. Dat krijg je natuurlijk als je braaf je geboortejaar vermeldt en al in 1987 je eerste huis kocht (al moet ik daar meteen bij vermelden dat het helemaal niet de bedoeling was omdat ik pas 25 was en nog studeerde).

Laten we voorop stellen dat ik helemaal niet vind dat vroeger alles beter was. Ik heb twee scripties geschreven op een typemachine en daar heb ik nog steeds nachtmerries over (en schrijfkramp). Verder ben ik erg gehecht aan de uitvinding die compact disc heet, gebruik ik zelfs mijn TomTom als ik een brief ga posten en zou ik niet meer weten hoe je het beroep van journalist kunt uitoefenen zonder internet. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Dat neemt natuurlijk niet weg dat sommige dingen vroeger inderdaad beter waren, of beter geregeld. De welvaartsstaat kalft in een razend tempo af en veel leeftijdgenoten zouden helemaal geen bezwaar hebben tegen een riante VUT-regeling of een WW-duur van negen jaar. Het was in mijn jeugd ook minder druk en vol en het was magisch om op je transistorradio een krakend liedje op te vangen van Radio Caroline: alsof je onder de dekens naar radio Oranje zat te luisteren of een levensteken opving van ET.

Strekking van mijn betoog is dan ook in de eerste plaats dat het nog niet zo vreselijk lang geleden is (namelijk: vlak voor de exuberant nineties) dat mensen braaf spaarden voor hun eigen huis en netjes aflosten. Ik ben nog helemaal geen “opa”, maar heb nog een kind op de basisschool. Het is juist griezelig hoe snel we van bescheidenheid en calvinisme zijn overgeschakeld op een soort schaamteloos kijk-mij-nou-eens-kapitalisme. In die zin bestaat de wereld uit een periode van Voor en Na de film Wall Street. Ik ben niet oud, maar wel oud genoeg om me nog een andere, en in sommige opzichten bétere wereld te herinneren.

Daarom valt het me op, en stoort het me ook een beetje, dat je zoveel jongeren hoort klagen en zeuren over een potentiële studieschuld van 20.000 euro. Nou én? Ik had destijds, na het behalen van mijn universitaire diploma, ook een schuld van 20.000 gulden en maakte daar juist grapjes over. Mijn vrouw was degene met 20 mille op de bank, dus ze kon onmogelijk met mij zijn getrouwd vanwege mijn geld. We konden dat eerste huis ook alleen maar kopen omdat zij net haar eerste baan had.

Sowieso snap ik niet dat jongeren over hun pensioen nadenken en zeuren dat het niet eerlijk is dat babyboomers het veel beter hebben. Op die leeftijd gingen we de straat op als we ergens tegen waren, maar tegelijk hadden we het gevoel dat de wereld aan onze voeten lag en dat alles mogelijk was. We luisterden weliswaar naar sombere post-punk van bands als The Sound en Joy Division, maar tegelijk vonden we het leven hartstikke leuk. En dat terwijl er midden jaren 80 eveneens een enorme (jeugd)werkloosheid was en ik behoor tot wat ze later de Verloren Generatie zijn gaan noemen.

Hoe dat komt (en hoe het komt dat jongeren tegenwoordig soms al op hun 23ste een burn-out hebben) is voer voor sociologen en psychologen. Zelf probeer ik alleen maar aan te geven dat je vroeger weliswaar allemaal de mazelen kreeg (en dat daar inderdaad wel eens iemand aan dood ging) maar dat je tegelijk een veel onbezorgder leven leidde. Ik ben absoluut niet tegen inentingen, net zoals ik ook niet tegen internet ben, maar het is zorgwekkend om te zien hoe snel de verzorgingsstaat wordt uitgehold en hoeveel zorgen sommige jongeren zich maken terwijl ze het leven juist zouden moeten omarmen.

donderdag 4 juli 2013

Van televisiekijken word je dom

Laat ik meteen maar even hiermee beginnen: volgende week dinsdagavond, om 22.00 uur (dat wil zeggen: 21.00 uur Britse tijd) ben ik onbereikbaar voor wie of wat dan ook. Dan zit ik ademloos te kijken – in Engeland zouden ze zeggen: glued – naar de tweede aflevering van het derde seizoen van de politieserie Luther. Na vier afleveringen is het weer gedaan en zit je gemangeld en verbijsterd voor je uit te staren.

Wie afgelopen dinsdag heeft gekeken (en beter nog: wie seizoen 1 en 2 al heeft gezien) snapt waar ik het over heb. Diezelfde mensen zullen beamen dat je de laatste vijf minuten van diezelfde aflevering nóóít meer van je netvlies krijgt. Luther is geen brave Britse plattelandscrime of de zoveelste Scandinavische misdaadserie, maar genadeloos hard en grimmig. Hoofdrolspeler Luther is voor niets of niemand bang, behalve voor zijn eigen demonen en zijn opgekropte agressie.

Televisiekijken kan dus fantastisch zijn en wie regelmatig naar Tegenlicht kijkt, wordt daar niet alleen een stuk slimmer van, maar ook kritischer. En zo zijn er ook fantastische documentaires op televisie over muziek (deze week zowel Lou Reed als Karsu, a.s. zaterdag gevolgd door The Who) waardoor je zomaar ineens fan kunt worden van een bepaalde artiest en al zijn of haar cd’s wilt hebben.

Geweldige uitvinding dus, maar gisteren zat mijn jongste zoon zomaar te zappen tot hij bleef hangen bij De Lijf Show op SBS. De eerste vraag die ik hoorde ging over welke twee organen (van de zes) je NIET kunt transplanteren. Hoornvlies stond tussen de mogelijke antwoorden, darmen, hart en ik meen lever. Die waren dus allemaal goed. Fout was: hersenen en penis. Die eerste is logisch, die tweede stond ertussen voor het broodnodige gegniffel.

De kandidaten moesten er even over nadenken, maar hadden uiteindelijk alle antwoorden goed. Tot ik met mijn zoon aan de praat raakte over dit onderwerp en me opeens herinnerde dat iemand ooit twee donorarmen had gekregen. Waarom zou je dan ook geen penis kunnen transplanteren (zeker aangezien ze een afgesneden penis er soms ook weer kunnen aannaaien, zoals destijds bij John Wayne Bobbitt). Snel dus even naar google en daar “penis” + “transplant” ingetikt, omdat je dan meer kans hebt op hits dan bij een Nederlandstalige zoekopdracht.

En jawel hoor, daar stond het: de eerste succesvolle penistransplantatie werd in 2006 uitgevoerd en bij dieren bleek het zelfs mogelijk om een nieuw, goed werkende geslachtsdeel op te kweken uit stamcellen. Dat roept meteen de vraag op welke retard de vragen bedenkt voor deze quiz (waarschijnlijk de schoonmaakster uit het Ruwaard van Puttenziekenhuis) en welke eindredacteur ze vervolgens nog even goed nakijkt.

Mijn zoon zapte in ieder geval meteen weg richting Comedy Central toen ik hem uitlegde dat er dus ook informatieve programma’s zijn waar je dómmer van wordt als je er te lang naar kijkt. Het was meteen een mooi moment voor een wijze les: niet klakkeloos alles geloven wat er wordt verteld en vooral zelf blijven nadenken. Met logisch denken en gezond verstand kom je een heel eind en kom je vaak ook tot andere antwoorden en betere conclusies dan zogenaamde “deskundigen”.

maandag 1 juli 2013

Eerst aflossen, dan afbouwen

Vorige week sprak ik met een journalist die niet precies wist wat hij nou met mijn laatste boek aan moest. En dat bedoel ik letterlijk. Niet alleen had hij ze in de verkeerde volgorde gelezen (eerst blauw, dan geel), hij kon de onderliggende boodschap van Helemaal Vrij! ook niet direct omzetten in iets concreets. Na Hypotheekvrij! weet iedere lezer wat hem of haar te doen staat (namelijk: alles zo snel mogelijk aflossen, waarbij elk middel geoorloofd is), maar de boodschap van mijn vorige maand verschenen boek is iets minder grijpbaar.

Dat komt vooral doordat je ze in het ideale geval niet meteen na elkaar zou moeten lezen, maar met een tussenpauze van een jaar of tien. Wat beide boeken verbindt, behalve een grappige verwijzing in de titel, is dat ze tezamen een strategie vormen om je eigen plan te trekken en zelfstandig keuzes te maken. Dus je gaat eigenwijs aflossen (ook al zegt de adviseur iets anders) en stopt vervolgens eerder met werken (ook al wil de overheid dat liever niet). In die zin doorbreekt mijn tweede boek in de reeks ook een tweede taboe.

Pas na dat gesprek begon ik het verband helder te zien. In feite laat het zich net zo simpel samenvatten als de kop boven dit stukje: eerst aflossen, dan afbouwen. Dus eerst 10 kilo kwijt zien te raken en dan pas een trouwjurk gaan passen. Het spreekt voor zich dat daar enige tijd tussen zit, want iemand van 34 die net zijn eerste storting naar de bank heeft gedaan, kan niet de volgende dag zijn ontslag indienen en in de achtertuin gaan zitten luieren. Behalve discipline is er voor deze strategie ook tijd nodig. De fase van aflossen kan gemakkelijk tien of vijftien jaar in beslag nemen, waarna je minder kunt gaan werken of plannen kunt gaan smeden voor een wereldreis op je 61ste.

Natuurlijk kan het geen kwaad om Helemaal Vrij! alvast te lezen om te weten wat de volgende stap is. En waar je het allemaal voor doet. Want gisteren heb ik dat, op een verjaardag waar veel mensen waren van rond de zestig die liever vandaag zouden willen stoppen dan morgen, nog eens duidelijk uitgelegd. De winst van onze aanpak is in feite een dubbele winst. Allereerst dáált de rente die je maandelijks aan de bank betaalt steeds verder zodra je gaat aflossen (wij betalen inmiddels bruto minder dan destijds netto), dus je bent steeds minder kwijt aan woonlasten. Dat spreekt voor zich en dat hadden we van tevoren ook al wel kunnen bedenken.

De extra winst – ik zou bijna zeggen: de échte winst – is dat we gaandeweg gewend zijn geraakt aan een zeer bescheiden bestedingspatroon en ontdekt hebben dat we daar net zo gelukkig en tevreden mee zijn (of zelfs nog veel gelukkiger, maar dat snappen de meeste mensen toch niet). Straks staat de hypotheek op nul en blijken we tegelijk rond te kunnen komen van een inkomen dat je kunt vergelijken met dat van twee gepensioneerden die alleen AOW ontvangen. Dat geeft je bijna nog meer vrijheid dan de titels van mijn beide boeken doet vermoeden.

Op diezelfde verjaardag keken mensen me overigens heel erg waterig en wantrouwend aan toen ik zei dat ik tegenwoordig al fluitend in een korte broek loop als het buiten 15 graden is. Want dat is nóg een extra winstpuntje dat ik nooit had voorzien. Als je er eenmaal gewend bent om in de wintermaanden de CV niet hoger te zetten dan 16 graden, ben je in juli al blij met een veel te koele zomerdag. Niet alleen zijn we straks dus helemaal hypotheekvrij, ik vind het ook veel vaker “lekker weer” dan de meeste andere mensen. Anders gezegd: dan zit ik er niet alleen warmpjes bij, maar heb ik het ook helemaal niet koud meer...