Zoeken

dinsdag 29 maart 2016

Wat heeft een omgekeerde werkweek met emancipatie te maken?

Mijn eerstvolgende boek telt mogelijk slechts 120 pagina's, want ergens op internet las ik dat ik het verhaal van de omgekeerde werkweek ook best in de helft van de tijd had kunnen vertellen. Nu kun je heel kort zijn over korter werken, maar volgens mij zitten er zoveel voetangels en onverwachte voordelen aan een andere werkindeling dat mijn boek zelfs nog wel dikker had gekund. Ook in de media begint langzaam het besef door te dringen dat intensieve mantelzorg zich lastig laat combineren met een fulltime werkweek. Dat krijg je als journalisten daar opeens zélf mee te maken krijgen.


Afgelopen zaterdag stond er een interessant en indringend opiniestuk van Malou van Hintum in NRC Handelsblad. Wie (nog) niks met mantelzorg te maken heeft, zal het waarschijnlijk skippen en snel verder bladeren, terwijl het op termijn bijna iedereen treft. Om die reden - en omdat ik van nabij heb kunnen meemaken hoe langdurig en intensief deze zorg kan zijn - besteed ik in De omgekeerde werkweek twee hele hoofdstukken aan mantelzorg.

Met het overlijden van mijn schoonmoeder (97) is een periode afgesloten van bijna tien jaar, die erg lijkt op wat Martina Rosenberg daarover schrijft in het boek Mutter Wann Stirbst Du Endlich? Ik las dat boek destijds in het Duits, omdat de Nederlandse vertaling niet echt een verkoopsucces is geworden terwijl de inhoud dat wel verdient. In haar opiniestuk loopt Malou van Hintum bij de zorg voor haar hoogbejaarde vader tegen zoveel praktische problemen en onverenigbare eisen aan dat je je goed kunt voorstellen dat dat niet samengaat met een drukke baan en zéker niet tien jaar achter elkaar.


Mijn vrouw is een nakomertje én enig kind, dus onze situatie is alleen daarom al anders en doet zich bij andere mensen ook in een andere levensfase voor. In ons geval heeft de zorg voor haar moeder haar in beslag genomen tussen haar 47ste en 57ste en valt het einde ervan bijna exact samen met het begin van mijn plakbandpensioen. Als mijn schoonmoeder echter al op haar 25ste haar eerste kind had gekregen in plaats van op de valreep op haar 41e, dan zou deze moeilijke fase nog in het verschiet liggen.

Voor langzame rekenaars: in dat geval zou de zorg voor mijn schoonmoeder dus een stempel op het leven van mijn vrouw hebben gedrukt tussen haar 63ste en 73ste. Je verheugt je er als gestreste werknemer misschien op met een camper door Europa te trekken, maar loopt straks in plaats daarvan achter een rolstoel door de gangen van een verpleeghuis of racet heen en weer tussen je eigen huis en dat van je zelfstandig wonende maar allang niet meer zelfstandig functionerende (schoon)ouder(s).

Net zoals werknemers rond de 60 nu pas ten volle beseffen wat het betekent om door te werken tot je 67 bent, zo moet de maatschappij nog meemaken wat het in de praktijk betekent dat mensen steeds langer leven en dus ook steeds langer hulpbehoevend zijn, terwijl daarbij steeds meer op de schouders van familie terechtkomt. Mijn vrouw had daarbij het geluk dat ze al een omgekeerde werkweek hád, want in combinatie met een fulltime baan is deze combinatie een perfect recept voor een burn-out of een andersoortige ineenstorting.

De laatste jaren was mijn vrouw elke dag tussen de vijf en zes uur zoet met het nalopen van haar moeder in de breedste zin van het woord. Nu mijn schoonmoeder een week geleden is overleden, kan ik van nabij vaststellen of het Sociaal Cultureel Planbureau gelijk heeft met haar conclusie dat vrouwen het per definitie "drukker" hebben dan mannen, ongeacht de inhoud van hun agenda. Objectief gezien zou mijn vrouw vanaf nu namelijk elke dag zes uur "over" moeten hebben om geheel vrij te besteden en ook om geheel aan zichzelf te besteden. Dat wordt minstens net zo'n interessant experiment als dat van mijn basisinkomen dat binnenkort van start gaat, al vrees ik dat ik haar geval de uitkomst al kan voorspellen.