Zoeken

woensdag 8 juni 2016

Heb je met een plakbandpensioen eigenlijk nog wel weekend?

Vorige week vrijdag werd ik geïnterviewd door een journalist die mij na afloop van het gesprek een goed weekend wenste en zich vervolgens meteen grinnikend afvroeg of ik ooit nog wel een weekendgevoel heb. Want dat gevaar ligt natuurlijk op de loer als je met (plakband)pensioen bent: dat het verschil tussen de dagen vervaagt en je nooit meer echt geniet van een vrije dag omdat je altijd vrij bent. Werknemers kijken reikhalzend uit naar de volgende vakantie, maar doe je dat óók nog als je nooit meer de wekker hoeft te zetten en je alleen nog merkt dat het zaterdag is omdat het dan veel drukker is op het fietspad?


Ik kan me voorstellen dat mensen zich dat afvragen en ik denk ook dat het soms zo werkt. Er zijn genoeg verhalen bekend van mensen die zich doelloos voelen en depressief als ze hun baan kwijtraken of na hun pensioen van ellende maar weer naar werk gaan zoeken omdat ze zich thuis stierlijk vervelen en zich geen raad weten met zichzelf en hun lege agenda. Iedereen is anders, stelt andere eisen aan het leven en heeft een ander verwachtingspatroon. Daarom gaat de één straks kamperen, terwijl de ander zweert bij een all-inclusive resort en nummer drie liever thuisblijft omdat hij geen behoefte heeft aan vakantie.

Maar dat is geen antwoord op de vraag. Want hoe zit dat nou precies met mijn weekendgevoel? Wel, ik kan je verklappen dat dat aardig intact blijft als je vijf keer per week de wekker om 7 uur moet zetten omdat je nog een middelbare scholier in huis hebt hebt wonen die op tijd moet komen voor zijn eerste les (en een vrouw die twee dagen per week nog eerder uit bed moet). Weekend is dus nog steeds het moment in de week dat je kunt uitslapen of in elk geval kunt doorslapen tot je uit jezelf wakker wordt. Bovendien ben ik dan wel drie uur zoet met de krant(en) in plaats van anderhalf uur, omdat ze op zaterdag veel dikker zijn.



Vrije tijd bestaat alleen bij de gratie van werk en dat geldt ook wanneer je met plakbandpensioen bent. Sterker nog: bij het plakbandpensioen hoort ook een nieuwe definitie van "pensioen" en een nieuwe invulling. Ik schrijf in mijn boek dat je nooit te jong bent om te stoppen met werken, maar waarschuw er tegelijk ook voor om nooit helemaal niks te gaan zitten doen. Onder het motto "eerst de soep, dan het toetje" kruip ik 's ochtends dan ook achter de laptop om aan mijn nieuwe boek te werken, een blog te schrijven of een column in de steigers te zetten. Vervolgens ga ik na de lunch iets heel anders doen zodat het feitelijk elke middag weer weekend is.

Dit blog houd ik vijf dagen per week bij, zodat ik in het ouderwetse weekend echt mijn handen vrij heb en kan doen en laten wat ik wil. Zo houd je een zekere structuur in het leven en loop je niet teveel uit de pas met je schoolgaande kinderen en de werkende medemens. Je hebt soms toch al het gevoel dat je in een soort parallelle dimensie zit als je nooit meer in de file staat en alleen nog kennis neemt van de drukte op de snelwegen via de radio of vanaf een viaduct óver de snelweg op weg naar de bibliotheek of een rondje op de fiets door de polder.


Het grote verschil met een "gewoon" pensioen (en misschien moet ik zelfs wel zeggen: het grote geheim) is dat ik al in deze levensfase terecht ben gekomen op mijn 55ste. Wie stopt met werken op een moment dat hij voor het eerst AOW ontvangt, ploft waarschijnlijk opgelucht op een stoel maar mist daarbij de niet te onderschatten meerwaarde van een vroegpensioen. Als ik op maandag om 9 uur op mijn gemak de krant zit te lezen in een tuinstoel, doe ik dat in het besef dat ik anders in de auto had gezeten op weg naar mijn werk. Monday morning blues? Dat is het hier in huis alleen als ik een plaat opzet van Johnny Winter in plaats van eentje van Johnny Rotten. In die zin kun je dus bijna zeggen dat ik nog steeds een weekendgevoel heb, maar dat dat tegenwoordig op maandag al begint.