Zoeken

woensdag 21 december 2016

Nu kan iedereen lezen hoe het is afgelopen met Henk Elsink

Vandaag staat er een artikel in De Telegraaf dat zich laat lezen als een appendix bij Het plakbandpensioen. Daarin schrijf ik dat we allemaal een voorbeeld zouden moeten nemen aan Henk Elsink, de cabaretier die al op zijn 55ste vrijwillig het toneel verliet en daarna lekker thrillers is gaan schrijven in zijn huis op Mallorca. Toen ik dat bewuste hoofdstuk schreef wist ik niet dat hij al op zijn 73ste vergeetachtig begon te worden en inmiddels met de diagnose Alzheimer in een verpleeghuis zit. Dat ontdekte ik pas toen ik in maart naar Hilversum reed om hem een exemplaar van mijn boek te overhandigen. Zoveel nieuws bevat die "primeur" van het weekblad Privé dus ook weer niet.


Eigenlijk moet ik zeggen dat ik al wist dat Henk Elsink leed aan de ziekte van Alzheimer, toen ik zijn telefoonnummer draaide dat gewoon in het telefoonboek bleek te staan. Al tijdens het schrijven had ik me voorgenomen om hem weer eens op te zoeken en hem een exemplaar van mijn nieuwste boek te overhandigen. Ik sprak de cabaretier eerder voor het tijdschrift Aktueel in zijn vakantiehuis op Mallorca waar hij thrillers schreef onder het pseudoniem Elsinck en interviewde hem in 2003 nog een keer uitgebreid over zijn vakantieverblijf voor mijn boek Een tweede huis. Dat laatste gesprek vond gewoon plaats in Nederland, waar hij en zijn vrouw een pied-à-terre hadden.

Dat zou meteen de laatste keer zijn dat ik hem te spreken kreeg, want zijn vrouw Phiel vertelde me dat haar man in een verpleeghuis zat en zichzelf niet eens meer herkende als ze hem een liedje of een conference op YouTube lieten zien. Ik beloofde haar dat ik - als ze daar prijs op stelde - binnenkort een keer langs zou komen om een exemplaar van mijn boek te overhandigen. Dat vond ze leuk en dus reed ik na een radio-interview in Hilversum langs het huis waar ze nu alleen woonde. Daar vertelde ze me het hele verhaal, hoewel ze zich eerst nog even moest fatsoeneren omdat ik geheel onaangekondigd op de stoep stond.


Ik schreef een summier blog over dit bezoek, maar besteedde er verder weinig aandacht aan omdat ik niet aan haar keukentafel had gezeten als journalist maar als schrijver en als mens. Om die reden vond ik het ook niet gepast om mijn oud-collega's van Weekend op de hoogte te brengen van dit feit, met als gevolg dat concurrent Privé negen maanden later met het nieuws aan de haal ging. Dat laat meteen ook zien dat "nieuws" niet inhoudt dat het voor iedereen om nieuwe feiten gaat en meer te maken heeft met de vraag of journalisten nieuwsgierig en alert zijn of zitten te slapen.

Dat Elsink lijdt aan Alzheimer klopt, maar verder staan er wel kleine dingen in het artikel die niet helemaal stroken met de werkelijkheid. Om de primeur nog wat op te kloppen, schrijft de krant dat hij "publiciteit uit de weg ging" nadat hij naar Mallorca was verhuisd, terwijl hij het schrijven van thrilllers uiteindelijk juist zat werd omdat hij - net als in zijn tijd als cabaretier - steeds maar weer interviews moest geven. Ook valt te lezen dat Phiel Elsink "haar verhaal nooit eerder vertelde", wat strikt genomen ook niet helemaal klopt, net als haar bewering dat er nooit meer iemand langs is geweest die zich haar man nog wist te herinneren.


Toch ben ik blij dat het interview zo pontificaal in de krant is gepubliceerd, omdat het verhaal daarmee pas echt compleet is. Het is een wrange epiloog die - zonder dat ik dat één tel kon bevroeden - de strekking van het hoofdstuk uit mijn boek dat zijn naam draagt nog veel sterker maakt. Terugrekenend kun je vaststellen dat hij al op zijn 74ste dusdanig last begon te krijgen van de verschijnselen van deze vreselijke ziekte dat zijn omgeving het niet meer af kon doen als "normale" vergeetachtigheid. Zo kun je dus ook uitrekenen dat hij, als hij pas op zijn 65ste was gestopt met werken, slechts een paar jaren in goede gezondheid van zijn pensioen had kunnen genieten.

Niemand weet wat hem of haar in het leven nog allemaal te wachten staat en hoeveel tijd er nog resteert. Het levensverhaal van Elsink laat echter zien dat het soms verstandig kan zijn om het zekere voor het onzekere te nemen en al op je 55ste (of liefst nog veel eerder) het doek te laten vallen. Zo houd je als artiest de eer aan jezelf en voorkom je dat je zo lang op het podium blijft staan dat het zielig wordt (zoals ik zelf heb kunnen zien bij Seth Gaaikema, die ik in hetzelfde hoofdstuk óók noem). Het onvermijdelijke, en in dit geval meer dan ironische gevolg is echter wel dat het grote publiek je binnen de kortste keren vergéten is.