Zoeken

maandag 28 mei 2018

Als thrillerschrijver had ik juist veel beter een vrouw kunnen zijn

Vorige week las ik in een van de kranten die elke dag op de mat ploffen, een interview met Corina Koolen waaruit zou blijken dat vrouwen in de literatuur nog steeds niet serieus worden genomen. Ook bij het lezen of beoordelen van literatuur zouden we ons laten leiden door allerlei stereotypen, vooroordelen en verwachtingen. Hoewel precies de helft van alle bestsellers is geschreven door een vrouw (en er dus genoeg reden is om de vlag uit te hangen), zou er volgens de kersverse doctor nog van alles mis zijn. Zo wordt het beeld versterkt dat vrouwen op alle vlakken achter het net vissen of benadeeld worden, terwijl je als misdaadschrijver tegenwoordig juist veel meer succes oogst als je een misdaadschrijfster bent. 


Dit is echter geen klaagstukje (hoewel ik me stiekem wel eens afvraag hoeveel exemplaren ik van Terugslag zou hebben verkocht als mijn uitgever Suzanne Vermeer op de cover had gezet). Dat ik nooit ben doorgebroken als misdaadauteur kan namelijk aan van alles en nog wat liggen, van mijn Duitse achternaam tot het feit dat ik als journalist werkzaam was bij een tijdschrift dat onderaan de pikorde bungelde. Het valt zelfs niet uit te sluiten dat het gewoon slecht geschreven boeken waren of goede boeken die slecht waren getimed.

Ik wil op verjaardagen nog wel eens smakelijk vertellen hoe mijn uitgever zich na het lezen van het manuscript van De Duistering hardop afvroeg 'waarom ik toch zoveel religie in mijn boeken stopte', terwijl ze jaren later miljoenen verdienden aan de Da Vinci Code. Ook was er ooit een redacteur die zuinigjes reageerde dat het onderwerp voor het boek Hypotheekvrij! meer geschikt was voor een tijdschriftartikel, terwijl datzelfde boek uiteindelijk het startsein zou vormen voor een reeks van zes boeken en in totaal 1500 pagina's. Zo zie je maar dat succes niet te voorspellen valt en falen aan van alles en nog wat te wijten kan zijn.


Zelf had ik dus om verschillende redenen moeite met bovenstaand nieuwsbericht, al was het maar omdat ik denk dat de uitkomst van tevoren allang vaststond. Er is geen enkele (vrouwelijke) academicus die promoveert op de stelling dat de emancipatie op een haar na is voltooid of tevreden vaststelt dat vrouwen een voorsprong hebben in het misdaadgenre (zelfs al zijn de boeken, zoals in het geval van Suzanne Vermeer, in werkelijkheid geschreven door een man). Ook valt er het nodige af te dingen aan de gehanteerde criteria en het door haar aangevoerde cijfermateriaal.

Erger is dat oppervlakkige volgers van het nieuws zo het idee krijgen dat het nog steeds zorgelijk is gesteld met de positie van de vrouw in de literatuur, terwijl deze column van Elma Drayer een volstrekt ander beeld laat zien en afgelopen zaterdag in dezelfde krant te lezen viel dat Corina Koole zich qua cijfermateriaal voornamelijk baseerde op een twitteraar die alleen maar ijverig turfde hoeveel boeken van vrouwelijke auteurs er in de krant werden gerecenseerde en door wie.


Probleem van het feminisme is dat het een ideologie is die alleen maar op zoek is naar bevestiging van het eigen gelijk. Mijn aanpak verschilt daar radicaal van, omdat ik niet uitga van een vooringenomen standpunt, maar in plaats daarvan voortdurend op zoek ben naar nieuwe gezichtspunten. In mijn boeken til ik elk onderwerp denkbeeldig op om het van alle kanten te bekijken in een poging zin en onzin van elkaar te scheiden. Zo kom je vervolgens tot de conclusie dat het bijvoorbeeld een mythe is dat je een dief bent van je eigen portemonnee als je extra aflost op je hypotheek (en dat misschien zelfs het omgekeerde het geval is).

Hoe misleidend het kan zijn om alles te bekijken door een feministische bril (waarbij je natuurlijk ook een ander bijvoeglijk naamwoord kunt invullen dat met religie of politiek te maken heeft), zal ik illustreren met een simpel voorbeeld. Toen mijn vrouw zwanger was van ons oudste kind, werkte ze fulltime in het basisonderwijs. Na de bevalling was ze eerst van plan om 2,5 dag te blijven werken, maar dat vond ze bij nader inzien teveel zodat ze dat al snel terugbracht tot anderhalve dag (waarmee meteen ook de omgekeerde werkweek geboren was). Ik snapte haar standpunt en begreep haar gevoelens, dus ik vond het allemaal prima.

Mocht mijn levensloop ooit worden opgetekend, dan zou een feministische biograaf over deze periode waarschijnlijk schrijven dat mijn vrouw 'zich opofferde voor mijn carrière'. Daar is geen speld tussen te krijgen, ware het niet dat het met de werkelijke gang van zaken totaal niks van doen heeft en je die redenering net zo goed kunt omdraaien. Zelf vond ik het namelijk nogal een opoffering om bijna een kwart eeuw de rol van hoofdkostwinner op me te nemen en noodgedwongen in de avonduren boeken te schrijven. Klagen doe ik echter niet, zolang mensen maar geen onwetenschappelijke of eenzijdige onzin verkondigen.

vrijdag 18 mei 2018

Wat ik als man in elk geval geleerd heb van #MeToo.

Bijna anderhalf jaar nadat de hashtag #MeToo de wereld overspoelde, zit ik nog steeds te wachten op iemand die het grote grijze gebied tussen man en vrouw in kaart durft te brengen. Dat is hard nodig aangezien je als schrijver tegenwoordig al de krant kunt halen vanwege 'seksueel grensoverschrijdend gedrag' wanneer je iemand ooit tegen haar zin op de mond hebt gekust (dat gaat niet over mij, maar zo ver gaat het dus al). Desondanks: ik heb als man een paar zinnige dingen geleerd van #MeToo, dus al die ophef heeft zeker zin gehad.


Maar eerst even over Harvey Weinstein, de man waar het allemaal mee begon. Ik kan niet naar zijn foto kijken - en dan heb ik nog niet eens de meest louche uitgezocht - zonder het idee te hebben dat het om een mugshot gaat. Anders gezegd: als je die man in een film zou casten als seriemoordenaar of kinderverkrachter, zou iedere recensent schrijven dat het er veel te dik bovenop lag. Je moet niet te snel aan typecasting doen, maar deze man zou je als rechter alleen al op basis van zijn uiterlijk kunnen veroordelen, zelfs als het bewijs rammelt en hij een prima alibi heeft.

Dat zeg ik, omdat ik nu pas goed kan navoelen hoe het is om als groep te worden aangesproken op het gedrag van een paar kwaadwillende individuen. Nu snap ik veel beter hoe vredelievende moslims worstelen met bommenlegers die zeggen te handelen uit naam van de islam. Ja, natuurlijk wil je dan best benadrukken dat je daar tegen bent, maar tegelijk heeft het helemaal niks met jou te maken. De vraag is zelfs of je als samenleving redelijkerwijs kunt verwachten dat mensen zich nadrukkelijk distantiëren van dat soort acties, want zelf beschouw ik mannen die om het hardst met #MeToo meehuilen stiekem ook een beetje als slijmballen en overlopers.


Belangrijk is om het hoofd koel te houden en alles een beetje in perspectief te blijven zien. Als weldenkend mens ben ik uiteraard tegen misbruik en seksuele intimidatie, maar ik herinner me nog heel goed het gemak waarmee Goedele Liekens op televisie de aanklacht tegen Kevin Spacey meteen maar even opschaalde van 'aanranding' naar 'verkrachting'. En ik vind het ook totaal absurd dat je als volwassen man publiekelijk door het slijk gehaald wordt wegens 'seksueel grensoverschrijdend gedrag' wanneer je zes jaar geleden een vrouw tegen haar zin op de mond hebt gekust. Als #MeToo straks van toepassing is op elke onbeholpen versierpoging, moet je niet verrast zijn wanneer mannen verstarren en bang zijn dat alles wat ze doen direct wordt bestraft of ooit wordt opgerakeld.

Tegelijk - en nu komt weer een leermomentje - zie ik dingen achteraf in een heel ander licht. Ooit was ik er als journalist op de Autosalon in Parijs getuige van hoe een uitgelaten collega met zijn mobiele telefoon in het voorbijgaan een upskirt foto maakte van een van de aanwezige modellen die al die nieuwe automodellen opluisterden. Ik herinner me nog goed de geschokte blik van dat meisje, alsof ze zojuist had ontdekt dat iemand een camera in haar badkamer had gemonteerd en haar al tien jaar ongemerkt bespioneerde. Als man denk je uit stoerheid tegenover je vrienden een leuke prank uit te halen, maar je onderschat de impact die zoiets heeft op een vrouw. Anders gezegd: hij raakte haar met geen vinger aan, maar ze keek alsof ze zojuist was aangerand.

Zelf had ik toen net een Nokia waarmee je alleen maar kon bellen, dus ik had amper door wat er precies gebeurde en vond het op dat moment misschien zelfs wel grappig. Nu, ouder en wijzer, heb ik er spijt van dat ik toen niet tegen die jongen heb gezegd dat hij een beetje normaal moest doen. Want als man heb je er totaal geen idee van hoe het is om als vrouw altijd op je hoede te moeten zijn en je onveilig te voelen. Dat is misschien wel de kern van #MeToo: het griezelige besef dat een man in theorie altijd zijn toevlucht kan nemen tot geweld om zijn zin door te drijven. Het gaat vaak om verschil in macht, maar net zo goed om verschil in kracht.

Hoe diep die angst zit, en hoe lichtvaardig je dat als man zou vergeten, ontdekte ik toen ik op een zomerse avond na een filmbezoek naar huis fietste. Het was nog licht en op straat was het door de aangename temperatuur bijna net zo druk als overdag. Ik reed op mijn stadsfiets een kilometer of 25 en hield daarbij de snelheid aan van een vrouw op een e-bike die honderd meter voor me reed. Dat deed ik zonder nadenken, net zoals je op de snelweg met je auto soms op de rechterbaan blijft rijden achter een vrachtwagen die negentig rijdt. Pas toen ze bij een groen stoplicht bleef staan en schichtig opzij keek toen ik voorbij reed, besefte ik dat je als vrouw al heel snel het gevoel moet hebben dat je gevaar loopt, dat iemand op je loert of je zelfs opzettelijk achterna zit.

Ik reed echt op een enorme afstand achter haar op een doorgaande fietsroute waar iedereen dezelfde kant uitreed, maar toch moet ze zich unheimisch hebben gevoeld en het als bedreigend hebben ervaren. Dat is dus misschien wel de belangrijkste les: dat je gedrag heel anders kan worden geïnterpreteerd en dat je als man soms zonder je het te realiseren iets verkeerd doet. Misschien moeten mannen dus nóg beter beseffen dat vrouwen altijd alert moeten zijn op gevaar en hun gedrag daarop afstemmen. Dat donkere park waar jij om tien uur 's avonds fluitend en nietsvermoedend doorheen peddelt, is voor een vrouw - en misschien wel je eigen dochter of vrouw - een duister oord waar overal gevaar loert en een plek om te mijden.

dinsdag 15 mei 2018

Wat gebeurt er als je de balans op maakt na twéé jaar met een basisinkomen?

Gisteren bevond ik mij opeens weer in een raar soort raamvertelling, toen ik op een ligstoel in de tuin een boek aan het lezen was waarin stond dat het onzin was dat mensen met een basisinkomen op zak alleen nog maar lui in een ligstoel liggen. Het leverde niet alleen een daverende schaterlach op, maar riep ook een paar vragen op. Want hoe staan de zaken er nu eigenlijk voor nu ik al twéé jaar van een soort basisinkomen geniet?  En waarom hoor je de laatste bijna niemand meer over dit onderwerp? 


Een klein jaar geleden verscheen mijn boek Leven van de lucht, waarin ik verslag doe van mijn ervaringen met een soort zelf gefinancierd basisinkomen. In dat boek probeer ik antwoord te geven op de vraag wat het met je doet - en welke keuzes je maakt - als je elke maand zomaar 1000 euro in ontvangst mag nemen. Natuurlijk kreeg ik dat geld niet van Vadertje Staat, want die doet nog niet mee met dit soort malle ideeën. In plaats daarvan had ik 60.000 euro bij elkaar gespaard, zodat ik mezelf vijf jaar lang een vast maandelijks bedrag uit kon keren.

Inmiddels zijn we nog eens een jaar verder en bevind ik me halverwege maand 25 van mijn privé-experiment. Het oorspronkelijke spaarpotje waarmee ik op 1 mei 2016 van start ging, is geslonken tot 35.000 euro, maar hoe zit het met mijn arbeidsethos? Ben ik het nietsdoen alweer zat en maak ik me op alle mogelijke manieren nuttig? Of blijkt dat gevoel van vrijheid zo verslavend dat het naar méér smaakt en is er geen weg meer terug?


Het blijkt dat er onder mijn volgers op Twitter mensen zijn - vaak beroepscoaches - die verwachtten dat dit een soort tussenjaar was. In hun ogen was het een tijdelijk experiment, een soort sabbatical om af te rekenen met de laatste spoortjes werkstress. Daarna zou ik handenwrijvend weer aan de slag gaan, misschien wel in een heel andere sector, en al dan niet betaald. Dat is een reflex die ik in mijn boeken ook wel eens heb genoemd: als je het niet naar je zin hebt op je werk, ga je op zoek naar ander werk.

In werkelijkheid bevalt mijn huidige leven me zo goed, dat het idee dat ik me ooit nog ergens vrijwillig om 9 uur zou melden, volstrekt absurd is en onbestaanbaar. Op dezelfde manier kan ik me niet voorstellen dat er op een zomerse dag als vandaag iemand is die écht liever de hele dag op kantoor zit dan op het strand of het terras (of op een ligstoel in de tuin of een racefiets of een bootje op de plassen). Vergeet ook niet dat ik 56 ben en aan niemand had hoeven uitleggen waarom ik lekker niks doe als de VUT niet voortijdig was afgeschaft.


Vandaag vraagt Peter de Waard zich in zijn column in De Volkskrant af waarom het zo stil is geworden rondom het basisinkomen. Dat was mij natuurlijk ook al opgevallen, want in de aanloop naar het verschijnen van Leven van de lucht was het even een hype terwijl je er nu nagenoeg niets meer over hoort. Als verklaring geeft hij dat economische groei en een in sommige sectoren alweer nijpend tekort aan arbeidskrachten niet goed samen gaan met het gratis uitdelen van geld aan de beroepsbevolking.

Met een basisinkomen op zak maakt iedereen waarschijnlijk andere keuzes, maar één ding is zeker: het geeft geeft je een enorm gevoel van vrijheid en van macht. Wat mij elke dag weer verrast is het opwindende gevoel dat vanaf nu alles mogelijk is en dat niets meer hoeft. Ik kan zomaar besluiten om in één jaar tijd 200 films in de bioscoop te zien of spontaan een trekkingbike kopen om lange, meerdaagse tochten mee te maken. Net zoals een kostwinner vaak een kostwinnaar is (in die zin dat hij/zij thuis het laatste woord heeft), zo ben je met een basisinkomen op zak automatisch baas over je eigen tijd.

vrijdag 11 mei 2018

Dat veelgeroemde Zweedse model is dus helemaal niet zo feministisch

Onlangs opperde ik dat het interessant zou zijn om in interviews eens aan feministen te vragen in welk land ze als vrouw liever geboren zouden zijn. Het scheelt namelijk nogal wanneer je nuchter moet vaststellen dat je nergens beter af bent dan in dit land met al zijn vrijheden. Voorspelbaar genoeg waren er toch een paar mensen die opmerkten dat het in IJsland, Zweden en Noorwegen allemaal veel beter geregeld is als het gaat om kinderopvang, vaderschapsverlof en het dichten van de loonkloof. Dat klopt waarschijnlijk, maar als graadmeter voor vrouwenemancipatie is het Scandinavische model een tikje overschat.


Er waren ook mensen die zich hardop afvroegen wat ik nu precies met die vraag duidelijk probeerde te maken. Zelf zou ik het nogal verhelderend vinden als we vast moeten stellen dat je als vrouw het geluk hebt om te mogen leven in een land waar de vrouwenemancipatie zijn voltooiing nadert en iedereen het er in grote lijnen wel over eens is dat vrouwen gelijke rechten hebben en gelijke kansen zouden moeten hebben (inclusief het recht op gelijke betaling). Bovendien zegt het antwoord ook iets over de vraag hoe vrouwen zich een feministische heilstaat voorstellen. Uit al dat gemopper op het patriarchaat kun je namelijk niet meteen afleiden hoe de ideale samenleving er in hun ogen uit zou moeten zien en hoe ver we daar nog precies van verwijderd zijn.

Het heersende idee is dat het in Nederland al aardig de goede kant op gaat, maar dat we op het gebied van vrouwenemancipatie nog een heleboel kunnen leren van Scandinavische landen als Noorwegen en Zweden. Aan dat rooskleurige beeld valt echter wel het een en ander af te dingen na het lezen van bovenstaand artikel uit NRC Weekend. Daar stonden een heleboel dingen in die ook voor mij nieuw zijn, bijvoorbeeld het feit dat er in de jaren vijftig verhoudingsgewijs veel jonge mannen vanuit Zweden zijn geëmigreerd naar landen als Australië en de Verenigde Staten. Ook werden er in dat land zo weinig kinderen geboren dat bezorgd gesproken werd over een 'bevolkingscrisis'.


Om een na-oorlogse verzorgingsstaat op te bouwen en de welvaart te laten groeien, was het noodzakelijk dat vrouwen de arbeidsmarkt betraden. Om die reden werd er een heel pakket aan maatregelen genomen waar hedendaagse feministen nog steeds vol trots naar verwijzen: gratis kinderopvang voor kinderen vanaf vier jaar, riant ouderschapsverlof voor zowel vaders als moeders, subsidies voor grote gezinnen en ga zo maar door. Letterlijk staat er in het artikel: "Kinderen moesten geen belemmering zijn voor moeders om betaald werk te doen".

Laat die laatste zin even goed tot je doordringen. Het was de Zweedse overheid dus niet zozeer te doen om de bevrijding van de vrouw of het vergroten van het individuele geluk van de helft van de bevolking, maar om het ten volle benutten van hun arbeidspotentieel. Je kunt daar een feministisch sausje overheen gieten, maar in de kern is het slechts een pragmatisch, of zelfs ronduit kapitalistisch winstmodel met als doel zoveel mogelijk belastinginkomsten te genereren. Daar profiteert uiteindelijk iederéén van, want zonder werkenden zouden wij hier ook geen AOW hebben. Tegelijk heeft het met emancipatie of vrouwenrechten net zoveel te maken als autorijden met het vermoorden van insecten.


Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat wij hier in huis de rollen naar volle tevredenheid hebben omgedraaid (waarbij mijn vrouw meer is gaan werken en ik meer in het huishouden doe). Dat neemt niet weg dat ik vind dat emancipatie vaak veel te eenzijdig wordt ingevuld en ook te vaak het karakter aanneemt van eenrichtingsverkeer. Zo zag ik niet zo lang geleden de film Die Göttliche Ordnung, waarin Zwitserse vrouwen niet alleen strijden om kiesrecht, maar ook het recht opeisen om buitenshuis te gaan werken. Dat is vanuit hedendaags perspectief niet meer dan vanzelfsprekend, maar tegelijk vraagt niemand in die film ooit aan de man van de hoofdrolspeelster of hij het eigenlijk wel leuk vindt om twee jaar in militaire dienst te gaan of om veertig jaar fulltime te werken als kostwinner. Hij mag dan wel kiesrecht hebben, maar hoeveel heeft hij zélf eigenlijk te kiezen?

Het Scandinavische experiment heeft blijkens het artikel in NRC Weekend nog een merkwaardig schaduwrandje doordat er verhoudingsgewijs veel huiselijk geweld voorkomt. Wetenschappers hebben daar niet echt een sluitende verklaring voor en spreken het vermoeden uit dat dat komt door "verzet tegen gendergelijkheid en woede over de relatief hoge status van vrouwen". Dat valt niet uit te sluiten, maar is tegelijk ook de meest logische uitkomst als je door een feministische bril naar de feiten kijkt. Vrouwenmishandeling hoeft lang niet altijd iets te maken te hebben met het feit dat het slachtoffer een vrouw is, maar kan net zo goed terug te voeren zijn op alcoholmisbruik en depressieve gevoelens die het gevolg zijn van die lange donkere wintermaanden. Zo blijkt maar weer eens dat iets lang niet altijd is wat het lijkt als je er op een iets andere manier naar kijkt.

maandag 7 mei 2018

Over een kleine twee jaar hebben we twéé hypotheekvrije huizen

Op 1 maart 2020 bereiken we - precies acht jaar na het verschijnen van het boek Hypotheekvrij! - een belangrijke mijlpaal. Vanaf dat datum ben ik niet alleen van mijn woningschuld af, maar mag ik me ook de bezitter noemen van twee hypotheekvrije huizen. In mijn laatste boek (Leven van de lucht uit 2017) besteed ik een heel hoofdstuk aan dat onderwerp, maar bij het schrijven van Hypotheekvrij! besloot ik ons vakantiehuis in Overijssel buiten beschouwing te laten. Persoonlijk denk ik dat er niet veel verschil is tussen iemand die een huis bezit van 3 ton en iemand anders die in een huis woont van 2 ton en daarnaast een vakantiehuis heeft van 1 ton, maar de gevoelswaarde is volstrekt anders. Gek eigenlijk, want met een hypotheekschuld van 160.000 euro had ik óók vier pandjes in Rotterdam-Zuid kunnen bezitten.


Eigenlijk is dit dus gewoon weer het zoveelste bewijs voor de stelling dat het nogal wat uitmaakt welke keuzes je als mens maakt. Toen we in 1987 ons eerste huis kochten, had dat gemakkelijk het eerste exemplaar kunnen zijn in een lange reeks waarbij je steeds iets mooier en groter gaat wonen. Het begrip 'wooncarrière' was toen nog in zwang en hield in het meest extreme geval in dat je begon in een appartement en eindigde in een vrijstaand huis. Zo groeide je woning mee met je inkomen en je gezinsgrootte en had je het prettige gevoel steeds een stapje hoger te komen op de zogeheten 'property ladder'.

Omdat wij meteen al in een (bescheiden) vrijstaand huis trokken, ontbrak de behoefte om te verhuizen. Er waren wel mensen die veronderstelden dat we bij de komst van ons tweede kind zouden verkassen, maar dat vond ik maar een onzinnige reden aangezien er ooit een gezin met elf kinderen in datzelfde huis had gewoond terwijl het toen nog een stuk kleiner was. Toch begon het op een gegeven moment te kriebelen, omdat je als mens ook wel eens iets anders wil, iets nieuws of gewoon iets avontuurlijks en verrassends. Zo kwam het dat we in de jaren negentig een vakantiehuisje kochten in Overijssel en in 2006 nog eens eentje in Taubenheim in Duitsland.


Inmiddels weet ik als geen ander dat je niet twee keer zo gelukkig wordt van twee huizen en zéker niet drie keer zo gelukkig wanneer je je onroerendgoedportefeuille nog verder uitbreidt. In Hypotheekvrij! vertel ik openhartig hoe dat huisje in Duitsland een omslagpunt markeert. Je kunt ook zeggen dat de grote ontnuchtering in ons geval al twee jaar voor het uitbreken van de kredietcrisis een feit was. Ik vond het grappig dat bij elk nieuw perceel de hoeveelheid eigen grond precies verdubbelde (van 500 vierkante meter in Overijssel tot 1000 vierkante meter in Duitsland), maar tegelijk ontdekte ik op proefondervindelijke wijze dat het waanzin is om steeds maar meer te willen. Je kunt ook zeggen dat ik op zoek was naar een ingewikkelde oplossing voor een in wezen simpel probleem.

Toen de kredietcrisis in oktober 2008 uitbrak, wist ik niet hoe snel ik naar een makelaar moest bellen om ook ons Nederlandse vakantiehuis in de etalage te hangen. Ik herinner me nog goed hoe blij het meisje aan de andere kant van de lijn klonk toen ze opnam en hoe teleurgesteld ze even later was toen bleek dat ik de zoveelste beller was die in paniek besloten had zijn bezittingen te dumpen. Als we het toen daadwerkelijk hadden weten te verkopen, had ik het aflossingsvrije deel van onze hypotheek waarschijnlijk in één klap kunnen aflossen. De kans is groot dat ik het boek Hypotheekvrij! dan helemaal niet had geschreven en er zelf ook veel minder van had opgestoken. Nu waren we wel gedwongen om het veel zuiniger aan te doen, de bakens op alle fronten te verzetten en de woningschuld geheel op eigen kracht af te lossen.


Toen ik nog fulltime werkte en elke dag in de file stond, keek ik soms de hele week uit naar dat weekendje in de bossen. Het is wel eens gebeurd dat ik op donderdag na mijn werk richting het noorden reed om in ons huisje te overnachten en op vrijdag heerlijk door de omgeving te fietsen. Een vakantiehuis neemt echter een heel andere plaats in je leven in als je met deeltijdpensioen bent, nooit meer de wekker hoeft te zetten en voor je gevoel toch al elke dag vakantie hebt. We hebben het jaren geleden al uit de verkoop gehaald, maar verhuren het nu voor langere tijd aan mensen die in scheiding liggen of hun huis verkocht hebben en wachten op de oplevering van hun nieuwe woning. Gevolg is dat mijn vrouw er 2,5 jaar geleden voor het laatst was geweest en ik er zelf ook alleen nog maar met een zakelijke blik naar keek.

Dat veranderde als bij toverslag toen we er eind vorige week even waren om de nieuwe meubels te plaatsen. Na twee decennia was de boel nodig aan vervanging toe, zodat we op de keuken na het hele woongedeelte hebben opgefrist. Met wat heen en weer schuiven kwamen we uit op bovenstaande indeling en keek ik opeens met heel andere ogen naar ons eigen huisje. Mede door het stralend mooie weer kon ik me goed voorstellen hoe we hier in de nabije toekomst een deel van het jaar zouden kunnen gaan wonen, zeker als mijn vrouw óók helemaal met werken was gestopt. Zo kan het dus gaan in een mensenleven: eerst zit je te bibberen omdat je je baan dreigt kwijt te raken en te bidden dat iemand je van deze zware last verlost, even later ben je reuzeblij dat destijds niemand heeft toegehapt en je er zelf straks misschien nog jarenlang van kunt genieten.